Pijncast #3: het bio-psycho-sociale model bij chronische pijn

Luisteren naar een podcast over chronische pijn, de ‘Pijncast’, kan heel verhelderend zijn. Zowel voor pijnpatiënten als voor pijnprofessionals. De ‘Pijncast’ is een podcast waarin Prof. dr. Rob Smeets en Drs. René Oosterwijk, pijnrevalidatieartsen bij CIR revalidatie, vertellen over verschillende aspecten van chronische pijn. Ook komen in de loop van de afleveringen diverse experts en pijnpatiënten zelf aan het woord. Luister -en lees- mee met aflevering #3 van de pijncast: ‘Het bio-psycho-sociale model’, tevens een van de pijlers onder de Landelijke Pijn Organisatie.

Dit artikel is onderdeel van Kernactiviteit #1: Informatiecentrum binnen Pijnstad

De Pijncast is allereerst gericht op de professional die veel te maken krijgt met pijnpatiënten, denk aan de huisarts, praktijkondersteuner of fysiotherapeut. Maar ook voor de pijnpatiënt is deze heel interessant om te beluisteren!

Luister zelf naar de Pijncast over het bio-psycho-sociale model

Lees je liever, in plaats van te luisteren? Of wil je de boodschappen in de podcast nog eens rustig nalezen? In onderstaand artikel werken we de pijncast ‘Het bio-psycho-sociale model’ uit. Natuurlijk is het prettig om ook de pijncast te beluisteren, omdat je er veel extra voorbeelden hoort.

In de pijncast komen de volgende onderdelen aan bod:

Rob en René gaan in deze Pijncast in op het bio-psycho-sociale model bij chronische pijn. Dit als alternatief op, c.q. verbreding van, het nog altijd veel gebezigde 100% medische model ter verklaring van chronische pijn. Ofwel: chronische pijn wordt niet alleen, of juist niet, verklaard door te kijken naar lichamelijke factoren, maar ook naar psychologische en sociale factoren.

Biologische factoren bij chronische pijn

Bij chronische pijn is een complex geheel van allerlei verschillende soorten factoren actief, dat pijn laat uitgroeien tot chronische pijn. Factoren als erfelijkheid, maar ook stressfactoren in de eerste jaren na de geboorte spelen mee. Dit kan óók na vele jaren, als iemand al volwassen is, alsnog chronische pijn triggeren. Ook een acute lichamelijke ‘schade’, bijvoorbeeld na een ongeval, breuk of als gevolg van een andere ziekte, kan sluimerende pijnklachten laten uitgroeien tot chronische pijn.

Toch pleiten Rob en René voor voorzichtigheid. Tunnelvisie en het je blindstaren op deze ‘bio’ factoren ligt op de loer.

Slechts 20% van de patiënten had bij onderzoek daadwerkelijk een afwijkende kracht of conditie, ten opzichte van vergelijkbare ‘gezonde’ mensen. Bij de overige 80% moest iets anders aan de hand zijn waardoor pijnklachten in stand werden gehouden.

Rob Smeets, Pijncast

Rob geeft het voorbeeld van een onderzoek bij patiënten met lage rugklachten, die door deze klachten steeds minder gingen doen. In het onderzoek naar eventueel verminderde kracht of conditie kregen zij allemaal een zgn. ‘submaximale fietstest’. Wat bleek? Slechts 20% van de patiënten had een afwijkende kracht of conditie, ten opzichte van vergelijkbare ‘gezonde’ mensen, in ieder geval mensen zónder pijnklachten. Er lag, op het gebied van kracht en conditie, eigenlijk niets onder de pijnklachten dat ‘behandeld’ zou moeten worden. Het instant houden van de pijn moest dus ergens anders door komen.

Ook stipt Rob een onderzoek aan waarin werd gekeken naar mensen waarbij een afwijking in houding, stand van een gewricht of vergroeiing (bijvoorbeeld scoliose, of een beenlengteafwijking) werd vastgesteld. Slechts bij een klein percentage van de mensen leidde een correctie hiervan (met bijvoorbeeld zooltjes) tot minder chronische pijn.

Ook factoren als slaap (gebrek aan voldoende slaap), roken en voeding hebben invloed op pijn. Ook iets als slaapapneu kan leiden tot chronische pijn en andersom (toevoeging LPO red.) kan chronische pijn, via opiaten, ook weer leiden tot slaapapneu.

Psychologische factoren bij chronische pijn

Trauma en stress

Rob en René merken op dat bij veel, maar ook weer niet alle, mensen met chronische pijn onveilige hechting of een trauma in de vroege kinderjaren voorkomt. Onder de mensen met chronische pijn heeft 15-35% een vorm van posttraumatische stress (normaliter is dat zo’n 2%).

Een probleem in de hechting, bijvoorbeeld de onvoorspelbaarheid in dit proces, kan leiden tot een niet optimale ontwikkeling van het stresssysteem in je lichaam en hersenen. Dat leidt dan vaak weer tot patronen van vermijding (het uit de weg gaan van allerlei zaken) en angsten.

Grenzen stellen en vermijdingsgedrag

Bij veel pijnpatiënten komt ook het ontbreken van een (positieve) zelfidentiteit voor. Mensen zorgen vooral voor ‘de ander’ en minder voor zichzelf. Dit deel van de pijnpatiënten stelt over het algemeen weinig grenzen. Ook is vaak een overactief beweegpatroon te zien. Gek genoeg kan dit na verloop van tijd juist kantelen tot vermijdingsgedrag en worden mensen inactief. In pijnbehandeling kan dan vaak succes worden geboekt door deze gedragspatronen weer te veranderen.

Depressie en angst

Depressie speelt bij pijnpatiënten zeker ook een rol. Er ontstaan allerlei angsten, voorafgaand aan de pijn of juist als gevolg van de aanhoudende pijn. Psychologische trauma’s spelen een rol, vaak weer als uitlokker van iets dat onderhuids toch al speelde. Denk bijvoorbeeld aan iemand die een ongeluk meemaakt en daardoor een lichamelijke whiplash heeft. Wat vaak vergeten wordt is dat naast dit lichamelijke gevolg er ook een mentaal gevolg is: de angst bijvoorbeeld dat het tot onherstelbare schade leidt, of dat zoiets je opnieuw overkomt. Als dan vóór het ongeluk onderhuids al pijnprocessen gaande waren, is dit trauma de definitieve uitlokker van chronische pijn.

Catastroferen

Orthopeden die een knie opereren gaan tegenwoordig vaker vóóraf al in op de te verwachten pijn na operatie. Dat kan helpen om na de operatie de acute pijn te laten doorgroeien naar chronische pijn.

René Oosterwijk in de Pijncast

Catastroferen, het negatief denken over de toekomst of het je zorgen maken over de uitkomst en uitzichtloosheid van de pijn, zorgen dan voor het ‘onderhouden’ van de pijn. Vaak zonder dat je het zelf doorhebt.

René vertelt dat artsen daar tegenwoordig vaker bewust van zijn. Hij geeft het voorbeeld van orthopeden die rondom een knieoperatie vóóraf al ingaan op de mate van pijn na de operatie. Door dit vooraf al bespreekbaar te maken, kan naderhand chronische pijn worden vermeden.

Rob geeft een aanvullend voorbeeld van dit ‘catastroferen’: hoe mensen denken over het succes van een bepaalde behandeling kan ook meespelen bij het succes ervan. Zeer belangrijk dus om mensen een goede uitleg te geven en ze mee te nemen in het traject.

Beweegangst

Catastroferen speelt ook rondom beweegangst. Wanneer mensen (acute) pijn ervaren, durven ze zich vaak fysiek niet of minder uit te dagen: het “komt dit nog wel goed” gevoel. Daarbij wordt men soms hyperalert op andere afwijkingen in het lijf. Dat zorgt weer voor minder positieve prikkels, kan leiden tot sociaal isolement. En dat alles bij elkaar zorgt uiteindelijk voor een hogere pijngevoeligheid.

Wat helpt dan? Is er sprake van beweegangst, dan helpt het vaak om onder begeleiding van een (fysio/ergo)therapeut stapsgewijs toch weer te gaan bewegen: ‘ga het maar doen, het is veilig’. Vaak neemt het catastroferen dan geleidelijk af.

Piekeren of aanvaarden

Maar ook het aanvaarden van de klachten, ‘het is nu eenmaal zo, ik kan er weinig aan doen’, kan helpen. En andersom beïnvloedt ‘blijven piekeren’ de pijndempende systemen juist negatief. De meest extreme vorm hiervan zijn pijnpatiënten die ‘gefuseerd zijn met hun pijn’ – die hun pijn geworden zijn. Positief gedrag weer stimuleren helpt dan vaak: wat kan er nog wél. Als pijnbehandelaar probeer je dan de mogelijkheden van de patiënt weer te versterken, uit te breiden. Ondanks je pijn tóch nog dingen doen, dat helpt bij het verminderen van je pijn.

Sociale factoren bij chronische pijn

Het derde element van het model zijn de sociale factoren, die deels overlappen met de psychologische factoren.

In de Pijncast wordt kwetsbaarheid besproken, bijvoorbeeld als gevolg van een scheiding, of van pesten (sociale afwijzing). Een groot onderzoek toonde aan dat ‘social rejection really hurts’: sociale afwijzing doet écht pijn. Het zorgt voor daadwerkelijke lichamelijke pijn. Sociale en fysieke pijn worden in hetzelfde gebied in de hersenen verwerkt.

Er kunnen, naast kwetsbaarheid, allerlei andere uitlokkers zijn: werkconflicten, problemen in de thuissituatie. Maar het hoeft niet altijd ‘negatief’ te zijn; ook levensveranderende zaken als een nieuwe baan, een verhuizing of de komst van een kind kunnen leiden tot extra stress en uiteindelijk tot pijn. ‘Stress’ is niet altijd iets heel heftigs, ook de dagelijkse stress kan sluimerende pijn triggeren.

Behandeling van dit type factoren gaat dan vaak om het leren omgaan met die stress. 

Rob en René vragen ook aandacht voor het effect van de zogenaamde nocebo’s: de nadruk vanuit artsen op bijvoorbeeld “schade”, “slijtage”, “scheefstand” etc. helpt echt niet bij het voorkomen van chronische pijn. Alleen al een arts die fronst en zorgelijk kijkt bij het bekijken van een MRI kan al negatief doorwerken op de mate van stress bij een patiënt. En zelfs de “je hebt helemaal niks”-uitspraak van een arts helpt niet, kan juist triggeren, afhankelijk van de manier waarop dit wordt gebracht.

Het stond inderdaad scheef hoor mevrouw, ik heb het nu rechtgezet“: ook deze uitspraak bevestigt bij de patiënt het beeld dat er “iets niet goed zat”. Terwijl dat scheef staan helemaal niet de oorzaak van de chronische pijn hoeft te zijn geweest!

Het mag duidelijk zijn: Rob en René pleiten voor een bredere, bio-psycho-sociale benadering van chronische pijn. Breder dan alleen ‘lichamelijk’.

Wat daarbij belangrijk is, is dat niet alleen de patiënt pijneducatie krijgt, maar ook de sociale omgeving van die patiënt. immers: ook een partner, goede vriend, familielid of werkgever van de patiënt kan bijdragen aan het verminderen of juist in stand houden van ‘foutieve’ veronderstellingen rondom de chronische pijn. Iedereen draagt daar aan bij en moet dus op de hoogte zijn van hoe pijn werkt.

Twee voorbeelden nog, tot slot, uit de dagelijkse behandelpraktijk van Rob en René.

  • Iedereen kent wel de moeder, of vader, die het kind met buikpijn thuis houdt van school. Maar wat nu als die buikpijn veroorzaakt wordt door een bepaalde angst, stress, over het naar school gaan? Het thuishouden is dan eigenlijk een signaal ‘dat er iets mis is in je buik’, terwijl er een heel ander proces gaande is. Houdt dit langer aan, dan kan het chronische pijn gaan triggeren.
  • Rob geeft het voorbeeld van pijnpatiënten die bij hem komen voor behandeling, terwijl er tegelijk nog een letselschadeprocedure loopt, na een ongeval. Zo’n energievretende procedure kan de boosheid blijven voeden bij een patiënt over het onrecht dat hem of haar is aangedaan. Die stress kan pijn uitlokken, waardoor het pijnprobleem blijft bestaan zolang de procedure loopt. Het te vroeg behandelen van de persoon met pijn kan dan tot niets leiden; eerder is bijvoorbeeld EMDR of PTSS behandeling op z’n plaats. Is het proces afgerond, dan staat een patiënt waarschijnlijk meer open voor het bio-psycho-scoiale model.

Meer lezen

Natuurlijk kan een podcast van zo’n dertig minuten niet alle aspecten van het bio-psycho-sociale model en alle voorbeelden uit de dagelijkse praktijk van Rob en René behandelen. Wie meer wil weten en voorbeelden uit de alledaagse praktijk van pijnpatiënten wil lezen, kan binnenkort in het Informatiecentrum van Pijnstad terecht.

Ervaringen delen rondom biologische, psychologische of sociale elementen van jouw chronische pijn? Heb jij vanuit je pijnbehandeling ervaring met dit model? Of een goed artikel of onderzoek gelezen? Praat mee en wissel ervaringen uit in de Chronische Pijn Community LPO op Facebook, waar je ruim 4.000 lotgenoten vindt.

Bron afbeelding bio-psycho-sociale model: website EFIC